Willem van Genk (1927 Voorburg – 2005 Den Haag) was de jongste in een zeer katholiek gezin met negen zusters. Kort na zijn geboorte moest de vader levensreddend bloed geven. Zijn moeder overleed toen hij vijf jaar was, zijn vader dreef aanvankelijk een winkel in groente en fruit en werd later ambtenaar. De jonge Willem kende ernstige leerproblemen en het lukte hem niet om een opleiding af te maken. Vooral met rekenen had hij veel moeite, wel blonk hij uit in aardrijkskunde. Toen tijdens de oorlog de Gestapo het ouderlijk huis binnenviel op zoek naar de vader, die in het verzet zat en op tijd was weggekomen, werd Willem hardhandig ondervraagd. In 1947 werd hij tewerkgesteld in een werkplaats voor zwakzinnigen, waar hij tot 1964 eenvoudige arbeid moest verrichten. Hij woonde in een armoedig pension. Tekenen, dat hij al sinds zijn vroegste jeugd met passie bedreef, kon hij ’s avonds aan de keukentafel bij één van zijn zusters. Daar ontstond een grandioos oeuvre, dat zijn liefde en interesse voor stedelijke architectuur, internationale reizen en sociale politiek op fenomenale wijze in beeld bracht. Gedreven door een diepe gekrenktheid en een onwankelbaar geloof in eigen artistiek kunnen veroverde hij uiteindelijk wereldfaam die hij nog tot kort voor zijn dood ten volle meebeleefde. In 2021 wijdde het museum “La Collection de l’Art Brut” te Lausanne voor de derde maal een solo-presentatie aan zijn werk.